Kitty, mijn oma, een wereldwijf in verzet
75 jaar geleden maakt het bevrijde Nederland voorzichtig een start met de wederopbouw. Het is vredestijd en er heerst hoop. Niet voor mijn oma Kitty. Ze is 28 en wordt samen met haar man Piet gevangen gehouden in een cel onder de Munt in Amsterdam.
Ze vertrouwt de voormalige communistische kameraden niet. De oorlog is eindelijk voorbij, maar voormalige verzetsstrijder Piet zit samen met Kitty in een koude donkere kelder opgesloten…
Ik zie voor me hoe mijn oma met haar vuisten op de tralies bonkt, op de muren slaat. Hoe ze luidkeels haar verhaal vertelt aan de bewakers. Over de verzetsacties van haar man, over zijn heldendaden, over zijn lijden in gevangenschap onder de nazi’s. Ze is bang dat ze neergeschoten worden die nacht. De politieke grenzen van de nieuwe samenleving zijn vaag. Mijn opa’s ‘misdaad’ is dat hij zijn verzetsdaden tijdens de oorlog heeft overleefd.
De Communistische Jeugdpartij Den Haag
Kitty wordt geboren op 15 januari 1917 als Catharina van Gent. Ze is de jongste telg van een groot gezin met vijf oudere broers en een zus, die haar onder haar hoede neemt wanneer hun moeder veel te vroeg overlijdt. In de 30’er crisisjaren is het voor iedereen lastig om de eindjes aan elkaar te knopen. De regering Colijn houdt de hand op de knip en de werkloosheid stijgt naar ongekende hoogten.
Kitty raakt als levenslustige en onafhankelijke jonge vrouw geïnteresseerd in het communisme, in die tijd een baken van hoop en vrijheid tegenover het sterk opkomende nationaalsocialisme in grote delen van Europa. Ze wordt voorzitter van de communistische jeugdpartij in Den Haag en leert in deze tijd Piet kennen. De kordate ondernemersdochter wordt verliefd op de ingetogen en belezen intellectueel.
Liefde in oorlogstijd
Kort voor de oorlog trouwen ze. Het nazi gevaar dreigt ook voor Nederland en Piet is inmiddels gemobiliseerd. Mijn eigenzinnige oma trouwt niet in het wit – daar is het de tijd niet voor. In plaats daarvan draagt ze een prachtige donkere blouse met wel veertig knoopjes, die lastig open zijn te krijgen in de huwelijksnacht. In haar haar en armen draagt ze bloemen. Piet draagt zijn uniform. Ondanks de grimmige omstandigheden zien ze vol vertrouwen een gezamenlijke toekomst tegemoet.
Als op 1 mei 1940 de nazi’s binnenvallen, is het voor de geliefden duidelijk dat ze zich zullen weren. De communisten zijn de eersten die zich verzetten. Zij gaan de ondergrondse strijd aan met de bezetter, te pen en te zwaard.
In 1941 bevalt Kitty van een gezonde zoon, die ze Petja willen noemen. Petja is Russisch en staat voor kleine Pjotr, een verwijzing naar de geïdealiseerde communistische sympathieën van het echtpaar Wapperom. Als mijn opa aangifte komt doen, knippert de ambtenaar van de burgerlijke stand met zijn ogen en zegt dat mijn opa dat beter niet kan doen. De Duitse bezetter, ondersteund door de Haagse politie, jaagt op communisten – in deze tijd komt een typisch Russische naam niet goed aan. Het wordt dus Pieter, maar binnen de familie wordt mijn vader sindsdien Petja genoemd. Een klein teken van verzet.

Het Haagse Vonk Verzet
In de illegaliteit gaat die burgerlijke ongehoorzaamheid al rap vele stappen verder. Het verzetswerk begint met het schrijven en drukken van verzetskrant de Vonk. Piet gaat daarna leiding geven aan de verzetsgroep die bekend zal worden als de Haagse Vonk-cel. Het zijn niet de verzetshelden die je later in Soldaat van Oranje terugziet. Geen onstuimige, roekeloze en grootse daden, maar kleine acties – de kranten worden van daken in de straten gestrooid of vanaf de fiets op straat verspreid. Maar dat is gevaarlijk genoeg. Hugo, de broer van Piet, wordt opgepakt met een kopie van de Vonk op zak. Dat is genoeg om hem af te voeren naar een vernietigingskamp. Hij houdt het een jaar vol en overlijdt dan, afgebeuld in een steengroeve, in concentratiekamp Groß-Rosen.
De dood van broer Hugo leidt tot hardere acties – er moeten ook wapens verstopt worden. Omdat ze nu een kind hebben, spreken ze af dat Kitty zich buiten het actieve verzet zal houden. De Haagse verzetsgroep groep beraamt een aanslag op een opslagplaats van de Wehrmacht. De opslagplaats fikt af, maar een van de verzetsleden laat bij de vlucht een fiets achter. Aangezien alle fietsen geregistreerd zijn, is de eigenaar makkelijk te achterhalen. Er volgen razzia’s en de een na de ander wordt opgepakt. Mijn opa wordt vastgeketend aan verwarmingsbuizen opgehangen en voelt na urenlang verhoor zijn armen niet meer. Hij wordt geslagen en bespuugd. Twee weken lang wordt hij gemarteld, maar hij laat niets los. In de tussentijd informeert Kitty de overgebleven verzetsleden en brengt ze Piet’s pistool dat thuis lag, naar haar broer Cor. Daar binden ze het pistool onder het gootsteenkastje achter de zwanenhals.
Het Oranjehotel
Piet wordt later meegenomen als lokaas naar een geplande tref met een andere verzetsman. Hij krijgt een houten stok in zijn broekspijp en onder zijn jas zijn zijn handen samengebonden. De Sicherheitsdienst houdt daarop verzetsman Gerrit Kastein aan. Vastgebonden aan zijn stoel wordt deze ondervraagd in een kamertje naast Piet, op het Binnenhof. In een onbewaakt moment springt Kastein onverschrokken met stoel en al dwars door het raam zijn dood tegemoet. Mijn opa wordt in de chaos die volgt de keldertrap afgesleurd en blijft opgesloten. Hij komt in de Scheveningse gevangenis terecht, die in de volksmond het ‘Oranjehotel’ wordt genoemd.
Kitty duikt met de kleine Petja onder, maar wordt begin 1943 gearresteerd vanwege het verbergen van pistolen. Door haar arrestatie hoopt de Sicherheitsdienst de druk op Piet te verhogen en hem tot bekentenissen te dwingen. Kitty wordt ook in het Oranjehotel opgesloten, in een veel te kleine cel, die ze deelt met meerdere andere vrouwen. Ze slaat een ruit in om frisse lucht in de veel te benauwde cel te krijgen. Het zijn zware en onzekere maanden. Ze is zo lang gescheiden van haar kind, dat Petja ‘mama’ tegen zijn tante Lien zegt, wanneer zij haar zus komt zoeken op het Binnenhof. “Mooi zo”, zegt de dienstdoende agent tegen Lien ”het is goed dat hij mama tegen jou zegt, want hij ziet zijn moeder nooit meer terug.”
Maar Kitty komt op vrije voeten en blijft strijdbaar. Zo trekt ze in het laatste jaar van de oorlog midden in de stad Franz Fischer van zijn fiets, de SS’er die verantwoordelijk was voor de inbeslagname van de woning van Kitty en Piet na diens arrestatie. Fischer, die berucht was als ‘Judenfischer’ en later bekend zou staan als één van de Drie van Breda, was verantwoordelijk voor de deportatie van duizenden Haagse Joden.
Sympathische Holländerin
De grote communistenzuivering in Den Haag is begonnen en niemand in het verzet is veilig. De Duitse Sicherheitsdienst werkt nauw samen met de Nederlandse politie. Johannes Munt is als Kriminalkommisar van de Haagse Sicherheitspolizei belast met de communistenvervolging . Hij ondervraagt Piet Wapperom en ontdekt dat deze vloeiend Duits spreekt. Ze voeren lange gesprekken over politiek en later ook over literatuur. Munt geeft na de oorlog in een verklaring aan dat hij waardering had voor de politieke motivatie van Wapperom en voor het feit dat de verzetsman nooit om zijn eigen leven had gevraagd.
Mijn oma Kitty daarentegen doet dat wel. Ze bezoekt Munt regelmatig, ook met Petja, mijn vader. Wanneer ze geen afspraak kan krijgen of niet wordt toegelaten, kruipt ze in tijgersluipgang met haar zoon in haar armen onder de portiersloge door. Mijn vader slaat daar als tweejarige een typmachine kapot. Kitty smeekt Munt om het leven van haar man en de strijdbaarheid van de door hem in een latere verklaring als ‘sympathische Holländerin’ omschreven Kitty maakt indruk op hem. Munt vraagt bij de rechtbank om Piet’s ‘Abtrennung’ van het proces, waardoor hij niet geëxecuteerd wordt.
Complottheorie en laster
Terwijl de overige leden van zijn verzetsgroep de Vonk op de Waalsdorpervlakte worden gefusilleerd, blijft Piet in gevangenschap en komt tegen het eind van de oorlog vrij. Dit roept vragen en complottheorieën op. Kort na de bevrijding wordt Piet door de voormalige communistische kameraden thuis opgehaald. Kitty vertrouwt het niet en gaat mee, al staat zij niet onder arrest. Ze laat Piet niet alleen gaan. Ze worden in de kelder van de Amsterdamse Munt opgesloten. Piet is murw, het is te veel; eerst opgesloten door de vijand, nu door de eigen gelederen.
Kitty is kort daarvoor bevallen van jongste zoon Hugo en heeft koortsige stuwingen van de opgehoopte melk. Maar zij pleit en legt uit, blijft praten, slaat op muren en tralies. Pas na een week worden Piet en Kitty uit deze illegale gevangenschap vrijgelaten, nadat ze onder dwang een loyaliteitsverklaring aan de communistische partij hebben onderschreven. Vervolgens lopen ze te voet van Amsterdam naar Den Haag.
De rust is van korte duur. Naar aanleiding van een lastercampagne door de communistische krant ‘de Waarheid’, wordt Piet een maand later door de Canadian Field Security gearresteerd. Er wordt onderzocht of hij verantwoordelijk was voor de dood van mede-verzetsstrijder Gerrit Kastein. Na een intern onderzoek en tien dagen voorarrest, bepalen de geallieerde onderzoekers dat Piet niets ten laste gelegd kan worden. Hij mag naar huis. Piet en Kitty hebben zich inmiddels afgekeerd van de communisten en het naoorlogse politieke machtsspel en dit valt niet goed bij de voormalige kameraden. Begin 1946 wordt Piet door toedoen van de communisten weer opgesloten in het Oranjehotel en later in kamp Duindorp. Hij komt terecht tussen de landverraders, de NSB’ers en voormalige SS’ers.
De zondebok
Kitty loopt het Binnenhof plat, klampt politici aan en blijft aandacht vragen voor het onrecht dat haar man aangedaan wordt. Piet wordt aangeklaagd wegens vermeend verraad. “Hoe kan het anders dat hij de oorlog heeft overleefd?” is de vraag. Kitty zegt daar later over; ”Men zoekt na de oorlog helden voor het communistische verzet en de doden zijn de helden. Ben je een leider geweest en je leeft nog dan ben je een zondebok voor de communistische partij.”
Ze schrijft brief na brief, aan Piet in de gevangenis, maar ook aan de politici die haar man uit deze absurde situatie moeten bevrijden. Intussen verblijft Piet in verschillende Nederlandse interneringskampen en ook weer in het Oranjehotel in Scheveningen. Hij leest, schrijft en voert gesprekken met mensen die tijdens de oorlog fout waren. Zo fout. En hij, de man die zich tegen de bezetter verzette, zit daartussen. Hij vraagt zichzelf ook af waarom Hauptkommisar Munt hem niet heeft laten fusilleren, samen met de anderen van de Vonkgroep. Uit respect voor zijn politieke overtuigingen? Omdat Piet bekend was met de Duitse taal en cultuur? Omdat Kitty voor hem bleef pleiten?
Eindelijk gerechtigheid
Tijdens haar onophoudelijke strijd voor gerechtigheid komt Kitty in aanraking met Arie van Namen, een van de Vrij Nederland-medewerkers van het eerste uur, de stille kracht achter het verzetsblad. Deze integere advocaat wordt in de laatste maanden van de oorlog in Amsterdam opgepakt en gevangen gezet. Net als Piet overleeft hij de gevangenschap onder de nazi’s. Hij duikt in de zaak Wapperom en komt er al snel achter dat het verhaal van geen kanten klopt. Hij ontdekt ook dat een deel van de papieren, die Piet direct vrij hadden kunnen pleiten, door de aanklagers bewust buiten beeld is gehouden. Het duurt nog tot eind 1947 voordat er een volledige vrijspraak komt.
De belangrijkste uitspraak voor Piet is de volledige rehabilitatie door de Ereraad der Illegaliteit in 1948. Drie jaar na het einde van de oorlog komt dan eindelijk ook voor Piet en Kitty de bevrijding. Na de opruiende berichtgeving tijdens zijn arrestatie besteedde de communistische krant de Waarheid slechts vijf regeltjes aan Piet’s vrijlating en rehabilitatie. Vanuit de Nederlandse regering is er tot op de dag van vandaag geen excuus gekomen.
Mijn oma sprong op de barricades, voor onze vrijheid – en vervolgens voor haar lief.
Wat een wereldwijf.
Foto’s: Annemieke Akkermans