Karien remigreerde naar Nederland: “Ik sta paf van het papierwerk!”
Na meerdere internationale verhuizingen dachten we wel wat gezien te hebben op het gebied van papierschuivers. En met Nederlandse paspoorten zou onze remigratie een makkie moeten zijn, toch? Bovendien, dankzij een lotgenoten-groep op Facebook, was ik een gewaarschuwd mens.
Toen we gingen inschrijven in de gemeente had ik – heel slim – meteen twee verschillende afspraken gemaakt, een aan de balie voor inschrijven mét BSN, en een voor zonder, want onze kinderen die niet hier geboren zijn hadden er nog geen. Ik had de afspraak weken voor onze aankomst online gemaakt, want ik had al gehoord dat zonder je inschrijving niets kunt regelen en we hadden urgent een ziektekostenverzekering en rijbewijzen nodig.
Leve de bureaucratie
Zelfs de verhuizer wilde zonder inschrijving onze meubels niet afleveren. Leve de bureaucratie! We waren er klaar voor. Het leek even mis te gaan omdat ik de afspraak voor de kinderen net voor die van ons had moeten plannen – onze minderjarige kinderen konden niet ingeschreven worden op ons adres waar (nog) geen volwassenen woonden. Maar de vriendelijke medewerkster glimlachte en zei: ‘breng jullie bewijs van inschrijving gewoon zo nog even langs, dan zet ik ze er daarna bij.’ Moe van jetlag voelde de glimlach als een warm welkom, ondanks de juliregen buiten.
Maar als snel ging het mis. Het frustrerende verhaal over de rijbewijzen zal ik jullie besparen voor het sappigere van de SVB. Vloekend over hoe duur Nederland is, zeker met vijf mensen die een complete wintergarderobe nodig hebben, dacht ik ineens, verhip: Kinderbijslag!? Met een Digi-D leek deze online snel aangevraagd.
De kinderen niet van ons?
Maar we juichten te vroeg. Al snel lag er een brief van de SVB in de bus: er was een probleem. Volgens hun systeem waren deze kinderen niet van ons. Om onze kinderen officieel de onze te maken moest ik hun geboorteaktes bij de gemeente laten registreren. Och, appeltje-eitje, toch? Het duurde even voor ik de afspraak maakte, een immigratie in een pandemie geeft immers al rompslomp genoeg. Maar eindelijk, op 3 januari, toog ik naar het loket.
Had ik dat maar een week eerder gedaan! Want toen de baliemedewerkster onze geboorteaktes oppakte keek ze me twijfelend aan. ‘Zijn dit EU-documenten, of niet?’ Drie dagen eerder was de overgangsperiode van de Brexit afgelopen. Het Verenigd Koninkrijk was uit de EU. En, zo legde de medewerkster ongeduldig uit, ‘niet-EU-documenten hebben een apostille nodig.’
‘Maar, toen deze aktes uitgegeven werden was het VK nog EU. Zijn het dan geen EU-documenten?’ wierp ik tegen. De hele staf werd erbij gehaald, niemand die het wist. Uiteindelijk namen ze de aktes in, op hoop van zegen. Opgelucht, doch licht zenuwachtig, keek ik pas thuis de meekregen documenten in en mijn hart zonk: “Wegens een achterstand kunnen we u documenten niet binnen de vastgestelde termijn van vier weken behandelen. Daarom wordt de termijn verlengd met acht weken.’ Het zou drie maanden duren voor mijn kinderen mijn kinderen waren… Of voor ik zou horen dat ik toch nog een apostille moest gaan halen bij de Britse ambassade.
Of we een duurzame band hadden met Nederland
De termijn waarop de SVB hun bewijzen wilde was inmiddels verstreken. En ze wilden meer: we moesten aantonen dat we een duurzame band hadden met Nederland. Een duurzame band? Ik was hier net aangekomen, na 15 jaar weg, en ik had geen idee hoe lang we zouden blijven. We moesten een vragenlijst van zes kantjes invullen. Zenuwachtig gemaakt door lotgenoten wiens antwoorden waren afgekeurd, woog ik mijn woorden voorzichtig. We hadden allebei geen vaste baan hier, hoe konden we bewijzen dat we de komende jaren toch echt hier wilden wonen?
De eerste vraag: ‘heeft u een verblijfsvergunning?’ hakte er meteen in. Ehm, nee. Die heb ik toch niet nodig? Daarna volgden vragen of we familie hadden in Nederland (ja) en daarbuiten (dat ook, we zijn een familie vol expats), en hoe vaak we daar dan wel niet verblijven (soms gaan we op bezoek, als er tenminste geen pandemie heerst). En als klap op de vuurpijl kwam de allermooiste vraag:
‘Waarom vindt u dat u in Nederland woont?’
Ik liet deze zeer existentiële vraag even bezinken. Wat willen ze horen? Ik ben sinds juli het land niet uit geweest (tja, corona). De kinderen gaan hier naar school. We hebben net een huis gekocht waar we een grote renovatie voor plannen. Ik vind niet dat ik hier woon, ik WOON hier. Maar hoe leg je dat uit?
Ineens heb ik drie pleegkinderen…
Blijkbaar is het me gelukt, want een paar weken later kregen we weer een brief van de SVB: we kregen kinderbijslag. Hoera! Maar, toen ik doorlas wist ik even niet of ik moest lachen of huilen:
omdat nog steeds niet was aangetoond dat het onze kinderen waren, maar wel dat ze bij ons woonden, hadden ze ze gelijkgesteld aan pleegkinderen. Ook daarvoor heb je recht op kinderbijslag. Ik was, en ben, sprakeloos.
We wachten nog steeds op Den Haag om te besluiten dat onze kinderen onze kinderen zijn. In de tussentijd sta ik die drie ‘pleegkinderen’ bij met het online onderwijs op de school een paar kilometer verderop, knuffel ik frustraties vanwege de lockdown weg, en win ik een biedingsoorlog op Markplaats voor een slee, hopende dat het weerbericht gelijk heeft en dat het dit weekend inderdaad hard gaat sneeuwen.
Het zijn echt mijn kinderen. En we wonen echt hier.