Een werelddictator voor het klimaat?
Ik speur het strand af voor gele stukken plastic. Alleen gele. Ik loop langs veel wit plastic, transparant, rood, zwart en blauw. Maar in mijn vuilniszak gaat alleen geel. Om mij heen lopen andere mensen, kinderen ook. Zij zoeken rood, wit, oranje of blauw.
We doen een beach clean-up op het strand van Bali, georganiseerd door een kunstenares. We gaan een kunstwerk maken van het afval. Iedereen moest een kleur kiezen en ik koos mijn lievelingskleur. Er ligt genoeg troep, maar weinig geels. ‘Kunnen we niet beter alles oprapen, en het dan later sorteren?’ vraag ik met jeukende vingers.
‘Nee, het gaat erom dat je in de juiste artistieke mindset komt, en je je helemaal richt op jouw kleur.’

Kunstig afval
Ik haal mijn schouders op en wandel verder, naar de vloedlijn, waar veel zooi ligt. Stiekem stop ik ook andere kleuren in mijn zak. Waterflesjes. Absurd veel tubes tandpasta en sachets shampoo. In het binnenland baden Balinezen in de rivier die hier de zee in stroomt – niet iedereen heeft een eigen badkamer met stromend water.
Terug bij de groep storten we onze zakken uit. Er ligt al heel veel. Ook veel felgekleurde dingen die ik helemaal niet op het strand heb zien liggen. Ik stoot een vriendin aan, met opgetrokken wenkbrauwen. Die grijnst terug. ‘Die heeft ze meegenomen, de mooiste items gebruikt ze vaker in haar werk.’
We maken een prachtige regenboogspiraal, van slippers, tandpasta tubes en flessen. We klikken foto’s, en die avond bruist Instagram over, ook de mijne. De prachtige foto’s zullen meer bewustzijn creëren voor het probleem van plastic in zee, wat hier in Indonesië zo ontzettend zichtbaar is. Toch? Voordat ik op ‘share’ druk, twijfel ik. Het knaagt al de hele dag. Gaan we hiermee de wereld redden? Het antwoord is wel duidelijk, maar een moeilijkere vraag is: waarmee dan wel?
Kritiek op wie?
Klimaatsverandering, stikstofcrisis, ontbossing. Dat er wat moet gebeuren staat vast, maar de complexiteit van de problemen slaat veel mensen lam. Kritiek hebben op anderen is makkelijk: op onze afvalkunstenares, op de Bali-hipsters in Canggu die de wereld overvliegen om hier verantwoord smoothies te lurken uit kartonnen rietjes. Makkelijk is ook het afgeven op de Balinees die zijn rommel in de rivier gooit, of de Indonesische regering die de afvalverwerking niet op orde heeft.
Allemaal kritiek die ik snap. Ook ik heb de oplossing niet, ondanks de specialisatie duurzaamheid die ik tijdens mijn masters deed. Twintig jaar geleden was het voor mij en mijn studiegenoten al duidelijk dat niet individuen, maar alleen een sterke overheid een crisis van deze omvang kan oplossen. Een ‘werelddictator’, grapten we, die iedereen dwingt mee te werken. Ook de grote bedrijven die achter de schermen de boel dirigeren.
Toch geloof ik wel degelijk dat wij als gewone burger invloed hebben. Zo lang het merendeel van de bevolking uitdraagt dat het milieu ze geen bal interesseert, is het zo gek niet dat de politiek het geen prioriteit geeft. Als Mark Rutte weigert voor de troepen uit te lopen, zal iemand anders dat moeten doen. Activisme werkt. Zonder de vasthoudendheid van de suffragettes hadden wij nog steeds geen stemrecht en zonder Rosa Parks reisden zwarte Amerikanen nog achterin de bus. Activisme is essentieel om verandering te bewerkstelligen.

Beter één idee dan geen
In Bali ondervind ik aan den lijve problemen die in andere landen verborgen blijven. Op een dag wordt het vuilnis niet meer opgehaald – alle vuilnisbelten zijn vol. In onze tuin stapelt het afval zich op. Geconfronteerd met de hoeveelheid rotzooi die mijn gezin produceert, ik die dacht toch een bewuste klant te zijn, beslis ik alleen nog maar te bestellen bij die biologische boer die alles in bananenblad verpakt. Maar ja, zijn groenten kostten drie keer zo veel als die op de markt, en dat is voor de gemiddelde Balinees niet te betalen. De luchtkwaliteit op het eiland keldert terwijl iedereen in eigen tuin aan het verbranden slaat. De giftige rook inademend voel ik me hopeloos. Is het milieu dan alleen iets voor de happy few om zich druk over te (kunnen) maken?
Nee, dat kan en mag het niet zijn. Ik kan mijn privilege ook ten goede proberen in te zetten. Gelukkig zijn er in Bali een hoop mooie projecten om te steunen. Twee tienermeisjes lukt het om op het hele eiland plastic zakjes in supermarkten te laten verbieden. Een groep jonge Indonesiërs voert campagnes en start projecten in het onderwijs om de landbouw schoner te maken. Een aantal Balinese boeren wil zonder gif rijst gaan produceren. Indonesische lage scholen doen schoonmaakacties waar de kinderen met emmertjes in het dorp vuil rapen. Studenten zetten zich in voor het inzamelen van recyclebaar materiaal.
A perfect world…
Ik zelf doe nog meer mijn best ook. We rijden elektrische scooters, eten nog minder vlees, kopen lokale groente, gebruiken geen airconditioning of shampoo met microplastics. We investeren in, en werken voor, bedrijven en initiatieven die een betere wereld nastreven. Perfect zijn we niet, bij lange na. Perfect zullen we ook nooit worden. Maar wie perfectie nastreeft strijdt een verloren strijd en loopt het risico uit frustratie maar niets meer te doen. Dus ook al is het niet genoeg, ik doe het toch. Hoe meer mensen meedoen, hoe groter de kans dat we diegenen die echt het verschil kunnen maken, tot verandering kunnen dwingen. Want die werelddictator, daar moeten we maar niet op vertrouwen.