Natuurgeweld in Canada: “Het vuur aan de schenen”
Deze zomer leek meer dan ooit in het teken te staan van veel natuurgeweld. Van hevige (bos)branden in kurkdroog Zuid Europa en Canada, tot hevige regens en modderstromen in Noorwegen en de Alpen-landen. Maar ook relatief vroege orkanen in Azië en de Verenigde Staten. Wij vroegen onze wereldwijven wat het met hen doet als je zo rekening moet houden met dit natuurgeweld. Of ze wel eens twijfelen om te remigreren, of dat ze juist de schouders eronder zetten en blijven.
Wereldwijf Ruth woont in Canada, een land dat twee jaar geleden en ook deze zomer weer gebukt gaat onder het natuurgeweld van verwoestende branden.

De vonk sprong over
Drie jaar wonen we nu in Canada. Drie jaar sinds we de stenen huizen, geasfalteerde wegen en betonnen gebouwen van de Randstad verruilden voor houten cabins, dirt roads en de eindeloze bergen van British Columbia. In plaats van nachtelijk geluidsoverlast van hormonale studenten in de straat achter ons, worden we nu wakker geblaft door een horde hormonale jonge coyotes in het veld naast ons. We wonen op acht hectare grond out in the boonies, zoals ze dat hier zo mooi noemen. Op z’n Hollands gezegd: ergens in de rimboe.
Onze trail cam (een camera die ergens op een pad bij ons huis hangt) maakt de hele dag foto’s van alles wat er op ons erf rondsnuffelt. Een uit de kluiten gewassen eland vrouwtje, een dik en rond gegeten cougar, een besjes plukkende beer en natuurlijk onze asielkat die vriendjes maakt met dit alles.
Costa del Sol
Acht jaar geleden besloten we, nadat we maandenlang door deze Canadese provincie hadden getrokken, dat we in dit bijzondere land met deze prachtige natuur wilden wonen. Het duurde nog eens 5 jaar voordat we goed en wel in dit wilde westen neerstreken. Terwijl de pandemie gaande was, genoten wij van de fantastische natuur om ons heen. De corona-regels volgend, mocht je in de zomer van 2020, behalve de noodzakelijke boodschappen of ziekenhuisbezoeken, enkel en alleen in je eigen huis en tuin vertoeven. Onze ’tuin’ is groot genoeg om dagenlang op avontuur te gaan. Een zwempartijtje met de honden in de beek of met een boekje in de zon op het gras: wij vermaakten ons ondanks de stilte en het sociale isolement eigenlijk best goed. Die stilte, rust en natuur waren tenslotte de redenen waarom we hier naartoe verhuisd waren.
Tot in juni 2021 een heat dome (een zogenaamde hitte koepel) zich over ons gebied settelde. Bij Canada zullen de meesten denken aan sneeuw, bevroren meren, gletsjers en ijsberen, maar wij wonen in een uitloper van de Amerikaanse woestijn. Dit stukje British Colombia is het staartje van een zéér droog landklimaat. Een klimaat wat in de zomer (ook zonder heat dome) een gemiddelde van 30 graden bereikt. Niet voor niets noemt men dit de Costa del Sol van British Columbia en loopt iedereen hier van eind mei tot begin oktober op slippers en in een korte broek.

Natuurgeweld: een onblusbare vuurzee
Maar in 2021 bleef het niet bij 30 graden. Het digitale temperatuurmetertje op ons dek gaf 48 graden Celsius aan. Zodra je naar buiten liep, sloeg de hitte in je gezicht. Bomen en struiken hingen verslagen met hun takken naar beneden en overal stonden bakken met water buiten. Water voor de wilde dieren, maar ook voor het geval er iets in de fik zou vliegen. Want hitte en een droge natuur is géén goede combinatie.
En in juli van die zomer werd deze combinatie toch tot ieders schrik bij ons in de bergen een realiteit. Het begon als een klein vuurtje van tien hectare, veroorzaakt door ingeslagen bliksem. In een maand tijd groeide het vuur en verzwolg het bijna 82.000 hectare. Dat zijn ongeveer 117.000 voetbalvelden bij elkaar of 32 keer de provincie Zeeland. Duizenden mensen moesten evacueren voor dit natuurgeweld. En zo ook wij.
Oranje lintje
Vanwege de pandemie mochten we nog niet onze spullen verhuizen van Nederland naar Canada. Dus stonden er weinig persoonlijke dingen in ons huis. Wel had ik een aantal spulletjes van mijn kort daarvoor overleden moeder meegenomen naar Canada en hadden we inmiddels twee honden, twee katten en twee auto’s.
We waren ons redelijk bewust van het gevaar omdat we het nieuws goed in de gaten hielden. Bovendien was de brandweer al langs geweest. Niet alleen om ons huis te controleren op mogelijk brandgevaar, maar ook om te vertellen dat we op evacuatie alert stonden. Dat betekent dat je klaar moet staan om te vertrekken op het moment dat zo’n ‘alert’ omgezet wordt naar een order. Een ‘order’ is het moment dat je gesommeerd wordt te vertrekken, omdat het niet langer veilig is om thuis te blijven.
Een oranje lintje aan onze voordeurklink was het bewijs dat de brandweer ons gesproken had. Twee weken lang stonden wij op ‘alert’ en oefenden we elke dag ons evacuatieplan. Hoe werkte het als we een half uur hadden, een kwartier of maar vijf minuten om te vluchten? En wat was de zwakste schakel bij een mogelijke evacuatie? Onze asielkat. Die rende in normale situaties al angstig voor ons weg, laat staan als we met stress en drukte de boel bij elkaar zouden pakken. We moesten ons dus realiseren dat hij waarschijnlijk niet te redden zou zijn.

Communicatie + informatie = key tijdens natuurgeweld
In Canada (in ieder geval in de regio waar wij wonen) verloopt veel van de communicatie via Facebook. Ik hield dan ook nauwlettend alle mogelijke Facebook-groepen in de gaten. Van de gemeente waar onze woonplek onder valt en van onze wijk. Ik zeg ‘wijk’, maar als je in de bergen woont is dat een heel ruim begrip. Ook hield ik de Facebook-groepen van omringende dorpen en de British Columbia Wildfire Service in de gaten. En uiteraard websites van lokaal- en provinciaal nieuws, de weerberichten-app, de bliksem-app en de WhatsApp-groep met de buren. Het klinkt misschien wat overdreven, maar zo goed georganiseerd als Nederland is het hier helaas niet. En dus was het vaak zoeken naar informatie.
En toen was het moment daar. Half augustus. Om elf uur ’s avonds klopte men op de deur. We moesten gaan. We keken allebei naar de berg en zagen nog geen vlammen. Dat betekende dat we in ieder geval meer dan vijf minuten hadden om onze spullen te pakken. Onze twee auto’s stonden al klaar: één met de daktent en kampeerspullen, de ander met de benches van de dieren en spulletjes van mijn moeder. We pakten we kleding in een koffer, stopten boeken in een rugzak en brachten de honden naar de auto. We konden zelfs beide katten in alle rust meenemen.
Bivakkeren bij ‘vreemden’
Kalm belde ik de enige mensen die we hier in het pandemie-jaar hadden leren kennen. Een echtpaar dat stomtoevallig mijn achternicht uit Engeland kende. Ik vroeg hen of we naar hen toe konden komen, hoewel we nooit bij hen thuis waren geweest. Vanwege de pandemie, was ons eigen huis tot dan de enige voor ons vertrouwde plek. Zonder aarzeling verwelkomden ze ons, inclusief onze hele beestenbende. Daar zaten we dan. Met de paar spulletjes die in de auto pasten, een geïmproviseerde kattenbak, vier beesten en mijn witte knuffelaap die ik nog op het laatste moment van mijn nachtkasje had gegrist.
Vlug belden we mijn vader, tante en schoonouders om te laten weten dat we veilig waren. Ze hoefden zich geen zorgen te maken als ze iets in het nieuws over het natuurgeweld zouden horen. Op ons logeeradres maakten we een plan. Want ook al is een evacuatie overmacht, na een paar dagen bij relatief vreemde mensen in huis wilden we niet hun gastvrijheid misbruiken. En zo vertrokken we met onze beestenbende zes uur verderop richting de kust, waar we uiteindelijk vier weken lang kampeerden en wachtten tot we in alle veiligheid weer naar huis konden keren.
Weer terug naar huis!
Onze berg was tot halverwege afgebrand. Vanaf ons erf hadden brandweerlieden een zogenaamde back burn gedaan: een bewust aangestoken en gecontroleerd vuur om een uit de hand gelopen bosbrand tegemoet te treden en tegen te houden. Die back burn heeft ons huis en ook de paar spulletjes die we nog hadden laten staan, gered.
Inmiddels zijn we twee jaar verder en is het opnieuw zover. In de stad ten zuiden van ons is vorige week een gigantisch vuur ontstaan. Door een hevige wind groeide ook deze brand in vierentwintig uur tijd naar een oncontroleerbare vuurzee. Honderden huizen zijn verbrand. Tienduizenden mensen zijn geëvacueerd. Ik wil niet denken aan het aantal wilde dieren wat op de vlucht, verstikt of gedood is. Opnieuw is de natuur, waar wij acht jaar geleden zo intens verliefd op werden, volledig opgeslokt. Opnieuw staan al onze spulletjes klaar voor als het nodig is en ook nu leven we met de dag.

Home sweet home
Natuurlijk vragen mensen in Nederland ons waarom we hier in hemelsnaam blijven wonen. Een terechte vraag, vooral als je de luxe hebt om weer terug te gaan naar oud, vertrouwd en vooralsnog veilig Nederland. Bovendien zou ik daarmee ook vrienden en familie gerust stellen. En heel eerlijk gezegd wil het kind in mij op die spannende momenten het allerliefst naar (t)huis rennen. Als ergens in onze omgeving brand uitbreekt, heb ik heus wel een beetje last van PTSS-achtige verschijnselen. Zo denk ik drie keer na voordat ik een glas op een houten tafel in de hete zomerzon laat staan. Gaat mijn hart sneller kloppen zodra ik rook ruik. En dient de kampeertrailer die we inmiddels hebben gekocht ook als vluchtmogelijkheid.
Maar behalve die primaire angst voor vuur en de kwetsbaarheid van ons als mens, ben ik ook enorm dankbaar. Iedere ochtend als ik wakker word en de nacht veilig is geweest en iedere avond als ik naar bed ga en een mooie dag heb gehad. Iedere keer dat ik uitkijk over het smaragdgroene meer hier in de buurt, iedere wandeling tussen de wildflowers op ‘onze berg’ en iedere ontmoeting met een hert in mijn tuin doen me beseffen hoeveel geluk we hebben dat we daar van mogen genieten. Juist doordat deze dingen in schril contrast staan met al die bosbranden weet ik hoe belangrijk het is om de natuur te respecteren. Weet ik ook dat we dat al lange tijd niet genoeg hebben gedaan.
Onderdeel van een groter geheel
Want wat is nou toch de reden van al dit natuurgeweld, die bosbranden? Zijn het de tientallen jaren van overijverige brandbestrijding? Komt het door slecht bosbeheer? Is het de criminalisering van de traditionele manier waarop Indigenous bevolkingen vroeger het natuurlijk materiaal op de grond verbrandden? Is het systematische kappen van de meer brandwerende boomsoorten de oorzaak? Of is het toch de al omstreden klimaatverandering? Volgens wetenschappers is het de combinatie van al die zaken. En voor een groot deel kunnen wij daar als mensen iets aan doen.
In Canada kunnen we er echt niet meer omheen. Letterlijk en figuurlijk staat het vuur ons aan de schenen. Het is de hoogste tijd dat wij als mensen onze mindset veranderen en gaan samenwerken met de natuur. Dat wij ons deel voelen van dat grotere geheel, in plaats van een soort grootheidswaanzin hebben en geloven dat de natuur zich wel naar ons zal schikken.

Het vuur aan de schenen
In Nederland lijkt het alsof men zich over het algemeen wat minder druk maakt over dat grotere geheel. Ik viel een aantal weken geleden heel hard van mijn stoel toen ik op het NOS las dat van alle provincies in Nederland er maar ééntje de natuur als speerpunt heeft geagendeerd. En als mensen me dan dus vragen waarom ik voorlopig niet naar Nederland wil remigreren? Dan is mijn antwoord: omdat we in Nederland vooral stenen huizen, geasfalteerde wegen en betonnen gebouwen zien en daardoor vaak vergeten dat er natuur bestaat. Terwijl die natuur ons zóveel kan leren en brengen.
We moeten ons alleen beseffen dat ook wij er onderdeel van zijn en we er daarom goed voor moeten blijven zorgen. Omdat we anders straks nog maar heel weinig te migreren hebben op deze aarde.