Oorlog in Soedan – Deel 2: De evacuatie
Het is nu een half jaar geleden dat er oorlog uitbrak in Soedan. Op het moment dat dit gebeurde waren wij in ons huis in de hoofdstad Khartoum en werden we wakker met het geluid van een vuurgevecht. Nog steeds gaat de oorlog in Soedan in volle hevigheid verder, het is verschrikkelijk wat daar gebeurt.
Mijn persoonlijke ervaringen van het afgelopen half jaar heb ik opgetekend in een aantal blogs, waarvan het eerste al is gepubliceerd. Hieronder het (eerste) deel over de evacuatie van ons huis in Khartoum naar het hoofdkantoor van Unicef.
Evacuatie – minimaal spullen pakken
Een driver van de organisatie, hij woont een straat achter ons, brengt ons naar het gebouw van Unicef. Daar zal de evacuatie beginnen. Van tevoren zijn we de route nagegaan en deze zal in principe veilig moeten zijn. Voor de zekerheid stop ik een stapel cash geld in beide sokken en mijn telefoon in mijn ondergoed. Dit hadden we als tip gekregen in een van de WhatsApp groepen waar wij in Soedan inzitten. Bij de verschillende checkpoints die door de RSF zijn opgezet, worden van voorbijgangers telefoons en geld afgenomen.
We mogen allemaal één tas meenemen tijdens de evacuatie, met maximaal 15 kilo aan bagage. Ons is aangeraden er vooral een reistas van te maken, we weten namelijk nog niet hoe lang de evacuatie zal gaan duren. We hebben een handdoek in de tas gestopt en toiletspullen, twee sets kleren, ondergoed voor een aantal dagen, extra schoenen, slaapknuffels en al onze devices. Voor de kinderen hebben we hun rugtassen niet te zwaar gemaakt, we hoorden dat er een kans bestaat dat we nog een eind moeten lopen onderweg. Harmen en ik hebben allebei een propvolle sporttas, zo compact mogelijk ingepakt.
We moeten ons eigen eten en water meenemen tijdens de evacuatie. Vlak voor vertrek gooien we een koeltas vol met dat wat er nog is: een restje pasta, gebakken kip, komkommers en vooral veel droogvoer zoals koekjes, crackers en zoute knabbels, want dat bederft niet snel.
“Al onze persoonlijke spullen moeten we achterlaten. De fotoalbums, schilderijen en souvenirs die we hebben meegenomen van onze reizen, administratiemappen, kleren, huisraad, speelgoed. Je realiseert je heus wel dat dit niet het belangrijkste is in deze situatie, maar het voelt verre van fijn om alles achter te moeten laten.”


Onderweg: geen weg meer terug
Het is ongeveer een kwartier rijden en de straten lijken bijna uitgestorven. Er lopen een aantal mensen over straat, maar van het normaal zo drukke Khartoum is niets meer over. Op het moment dat wij onderweg zijn wordt er niet geschoten of gebombardeerd. Ik ben best nerveus tijdens de rit, maar er komt tegelijkertijd een soort rust over me heen. We zijn de deur uit, de evacuatie is begonnen, er is geen weg meer terug. Via backroads komen we zonder problemen aan bij het kantoor van Unicef.
“Het is er druk met mensen en dan zijn wij, zo blijkt later, nog één van de eersten. We schrijven ons in en krijgen een bordje met tonijn en bonen uit blik aangeboden.”
We horen dat er een plekje voor ons is in één van de bussen, die aankomende nacht zal vertrekken. Alle matrassen zijn al vergeven, maar er zijn mensen zo vriendelijk twee matrassen aan ons te geven, waar we met ons vieren op kunnen slapen. De kantoorruimtes liggen helemaal vol, iedereen zal de nacht zij aan zij doorbrengen. Dekens zijn er niet en we slapen gewoon in onze kleren, maar wat geeft het, om drie uur ’s nachts zullen we alweer opstaan om te vertrekken.
De kinderen zien een aantal schoolgenootjes en leren nieuwe kinderen kennen. Al gauw vormen ze een groepje met elkaar. Na acht dagen binnen zitten is het heerlijk om even met andere kinderen te zijn en rond te kunnen rennen in de grote tuin van Unicef. ‘Het is eigenlijk best leuk hier,’ roept mijn zoon blij.
Een geheime operatie
De evacuatie moet geheim blijven, om de operatie niet in gevaar te brengen. Toch hebben anderen er kennelijk al lucht van gekregen, want Harmen wordt benaderd door de ene na de andere journalist, met de vraag of wij aan het evacueren zijn. Hij weet ze allemaal af te wimpelen door ze door te sturen naar het hoofdkantoor. Alleen onze inner circle brengen we op de hoogte van de evacuatie, zonder veel details te geven.
“Meegaan in het konvooi is niet zonder gevaar, dat weten we allemaal. Ik merk dat ik in mijn berichtjes naar het thuisfront emotioneler ben dan anders, met een reeks hartjes die ik meestuur en zeggen dat ik van ze hou enzo.”
Het wordt langzaam donker en we zijn inmiddels met honderden mensen. Vrouwen, mannen, kinderen uit allerlei verschillende landen, met ieder weer een andere achtergrond. De mensen zitten op stoelen of de grond in de smalle gangen, of hangen op hun matras. Er is stroom en wifi, de meesten zitten met hun neus op hun telefoon of staan in kleine groepjes te kletsen in de tuin. Ook al krioelt het van de mensen, de sfeer is rustig en vriendelijk, wat gelaten zelfs. De meesten zien er afgepeigerd uit vind ik, je kunt zien dat iedereen wat heeft meegemaakt de afgelopen dagen.
Ik loop wat heen en weer, kijk of het goed gaat met de kinderen en maak een kort praatje met iemand die ik ken. Ik ontmoet een Nederlandse vrouw die ik ken van feestjes, met heel droge humor, zij gaat met haar dochter mee op het konvooi. We maken de ene grap na de andere tegen elkaar. Het is denk ik een soort van ontladen. Ik zie al die mensen bij elkaar en denk: het is ook wel een heel unieke situatie dit. Niemand hier had dit twee weken geleden toch kunnen bedenken.
Kort nachtje
We poetsen onze tanden en zoeken onze matras op. Mensen zonder matras slapen op de vloer of zittend op een stoel. Ik denk dat we vier uurtjes slapen, al kan ik het niet echt slapen noemen, dat lukt niet in deze situatie. Een keer doe ik mijn ogen open en ligt mijn dochter niet meer naast me. Ze is midden in de nacht met een vriendinnetje rondjes aan het lopen door het pand.
Om 03:00 uur staat iedereen op, om 04:00 uur zullen de bussen vertrekken. Er hangen lijsten met de namen en in welke bus je zit, maar we zien dat onze namen er ineens niet meer tussen staan. Het blijkt dat alle mensen die niet bij de VN werken, van de lijst zijn afgehaald. Er zijn veel meer mensen gekomen dan ze aankunnen. Er zijn niet genoeg bussen, ook niet voor de VN mensen zelf.
“Daar staan we dan, en vele mensen met ons. Harmen gaat als een gek bellen met zijn collega’s om te kijken of we zelf nog vervoer en voldoende brandstof kunnen regelen. De uren verstrijken, het wordt licht en het is al bijna 07:00 uur.”
We zitten met z’n allen te wachten in de tuin. Niemand vertrekt nog, ook de mensen van de VN niet. Het is een chaos. Even lijkt het erop dat we weer terug moeten naar ons huis en moeten wachten op een volgende mogelijkheid voor evacuatie. Dan ineens krijgen we het verlossende antwoord van een collega van een andere organisatie. Hij heeft een aantal bussen weten te regelen, ze zijn onderweg naar het Unicef gebouw en iedereen kan mee.
Opgelucht stappen we in de bus en we boffen. Het is een echte touringcar, met airco en we krijgen met ons vieren zes stoelen aangeboden. We rijden, staan weer stil, rijden, staan twintig minuten stil; het duurt even voor het konvooi op gang is. De kinderen zitten achter een schermpje, Harmen praat met medereizigers. En ik? Ik val als een blok in slaap. Ik word pas wakker wanneer we Khartoum al lang en breed achter ons hebben gelaten.